
De invloed van verhuizen op jonge kinderen
Ouders maken zich vaak zorgen over de effecten die een verhuizing zou hebben op hun kinderen, maar de werkelijkheid laat zien dat verhuizingen vaak goed uitpakken. Voor een beperkt deel van de kinderen pakt het negatief uit.
Onderzoeker
Een verhuizing kan zowel een verbetering als een verslechtering betekenen: een betere woonsituatie of buurt kan bijvoorbeeld positief uitpakken voor families en kinderen zo laat internationaal onderzoek zien. Een van de belangrijkste factoren die van invloed is op die ontwikkeling van het kind betreft de timing van verhuizen wat indirect ook de woonkeuzes laat zien die ouders maken. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen met een Nederlandse herkomst het minst vaak verhuizen en kinderen van Antilliaanse en Surinaamse afkomst het vaakst verhuizen. Deze resultaten suggereren dat verschillende herkomstgroepen mogelijk verschillend aankijken tegen de gevolgen van verhuizing voor het kind. Maar het zou ook kunnen wijzen op ongelijke kansen bij de start op de woningmarkt en woningkwaliteit. Ouders van Nederlandse herkomst hebben mogelijk een betere startpositie met grotere woningen van betere kwaliteit waardoor verhuizen minder noodzakelijk wordt.
Vooral in de eerste levensjaren – voor de start van de basisschool – vinden de meeste verhuizingen plaats. Voor de start van de middelbare school zien we ook verhuizingen maar minder dan daarvoor. Voor alle groepen van herkomst vinden we ditzelfde patroon. Het lijkt dan ook dat de verhuiskeuzes gemaakt door de ouders worden ingegeven door de schoolcarrières van hun kinderen. Stabiliteit in de schoolperiode en vooral die van de middelbare school lijkt hier belangrijk voor gezinnen. Het maakt dat wanneer een gezin eenmaal ergens woont in deze fase verhuizingen relatief beperkt blijven.
De resultaten laten zien dat kinderen van belang zijn als het gaat om woonkeuzes over de levensloop. Woningen die meebewegen met de fase van het leven zijn dus van belang vanaf de vorming van gezinnen en niet enkel relevant voor ouderen. Het onderzoek suggereert dan ook dat verhuizingen niet enkel negatief hoeven uit te pakken. Alleen wanneer verhuizingen samengaan met een kwetsbare sociaaleconomische positie en instabiliteit binnen het gezin (en dan vooral in de puberteit), hebben ze negatieve langetermijneffecten voor kinderen. In veel gevallen maakt ervaring met verhuizingen in de kindertijd juist dat mensen in het latere leven meer ‘mobiel’ zijn en makkelijker zelf ook weer verhuizen. Een verandering in de manier waarop we in Nederland aankijken tegen wonen en verhuizingen over het leven zou maken dat meer flexibiliteit ontstaat in woonvormen en zou mogelijk ook de doorstroom op de woningmarkt in Nederland kunnen bevorderen.
Lees hier het volledige artikel.
Foto: atelier PRO / Flickr